- kat
- {{kat}}{{/term}}1 [huisdier] chat 〈m.〉, chatte 〈v.〉 ⇒ 〈kleine〉chaton 〈m.〉2 [snibbig meisje] chipie 〈v.〉3 [meervoud; biologie]félins 〈m., meervoud〉4 [snauw] pique 〈v.〉♦voorbeelden:1 leven als kat en hond • vivre comme chien et chateen cyperse kat • un chat tigréde Gelaarsde Kat • le Chat bottéer uitzien als een verzopen kat • être trempé comme une soupede kat uit de boom kijken • se tenir sur la réservede kat in het donker knijpen • agir en dessousmaak dat de kat wijs! • à d'autres!dat weet de (onze) kat ook • ce n'est pas bien sorcierde kat zit in de gordijnen • ça va chauffer〈Algemeen Zuid-Nederlands〉 nu komt de kat op de koord • maintenant ça va chaufferzo vals als een kat • méchant comme un âne rougezich als een kat in een vreemd pakhuis voelen • se sentir tout à fait dépaysézo nat als een kat • trempé comme un canard, comme une soupede kat de bel aanbinden • attacher le greloteen kat in de zak kopen • acheter chat en pochekat in het bakkie • c'est du gâteau〈spreekwoord〉 als de kat van huis is, dansen de muizen in het voorhuis (op tafel) • quand le chat n'est pas là, les souris dansent〈spreekwoord〉 als de katten muizen, mauwen ze niet • brebis qui bêle perd sa goulée〈spreekwoord〉 een kat in het nauw maakt vaak rare sprongen • ±nécessité est mère de l'invention〈spreekwoord〉 men moet de kat niet bij het spek zetten, op het spek binden • il ne faut pas enfermer le loup dans la bergerie2 een valse kat • une chipie4 iemand een kat geven • lancer des piques à qn.
Deens-Russisch woordenboek. 2015.